Met functiewaardering wordt bepaald in welke salarisgroep de functie wordt ingedeeld.

 Vrijwel elke organisatie kent een 'loongebouw', dwz een stelsel van loonschalen en binnen de loonschalen een onderverdeling in 'schaalposities'. De rsp100 = relatieve schaalpositie 100 (%) geeft dan het inkomen dan bij goed uitvoeren van de functie bereikt wordt. In de groeifase wanneer nog niet alle functie-eisen voldoende goed kunnen worden uitgevoerd geldt een lager indeling, bij excellent functioneren is een positie >100 vaak mogelijk. De schalen worden dus gedefinieerd door de afstand tussen de opeenvolgende rsp, de zogenaamde bandbreedte van een salarisschaal.
 

Maar ook worden deze schalen gedefinieerd door de zwaarte van de functies in die schalen: de grens tussen 2 opeenvolgende schalen wordt uitgedrukt in een 'totaal score' in het functiewaarderingssysteem. Dus om het inkomen dat bij een bepaalde functie hoort te kunnen vaststellen moet eerst de zwaarte (lees: (toegevoegde) waarde) van die functie wordt bepaald. Dit gebeurt door toepassen van het functiewaarderingssysteem.