1. De eerste manier werkt als volgt:
Stel er zijn 2 functies F1 resp F2 gevonden die enigszins te vergelijken zijn met de te evalueren functie f (zie plaatje hiernaast). En hun evaluaties luiden:
KH PS AC Pr totaal
F1: 400 - 43% 175 - 200 - V1 = 775
F2: 350 - 38% 132 - 152 - V1 = 634
Bedenk dat we eigenlijk niets hoeven te weten wat "350" nu eigenlijk precies betekent. Het zou - in de oorspronkelijke opvattingen van E. Hay - elk getal mogen zijn. Wat van belang is is dat functie F1 kennelijk t.o.v. F2 een duidelijk verschil in KH heeft, dus 15% meer punten en dat is (afgerond) 400 punten.
Ook is kennelijk PS van functie F1 evident zwaarder dan bij F2, dus is er een verschil van 15% (38--> 43) Maar als we nu niet weten waarom 38% gekozen is dan kunnen we toch verder - we aanvaarden de evaluaties van F1 en F2 zoals ze zijn.
Tenslotte zien we dat AC van F1 twee stappen (van 15%) zwaarder is dan bij F2: 152 (--> tussenwaarde175 ) --> 200. Dientengevolge hebben beide functies hetzelfde Korte Profiel, V1: AC is één stap zwaarder dan PS.
Nu gaan we de te wegen functie f afspiegelen aan F1 en F2.
Eerst bepalen we of het karakter van de functie evenzo een V1-profiel is, of wellicht toch E of V2. De Database zal zeker aansprekende voorbeelden hebben, bijvoorbeeld:
E: Adviseur, Onderzoeker (weinig afrekenbaar op resultaten; inspanningsverplichting)
V1: Secretaresse, Productmanager
V2: Projectleider, Manager Productontwikkelgroep
V3: Sales & Marketing Manager
V4: Productieleider (zeer afrekenbaar op resultaten; resultaatverplichting)
Stel we beredeneren dat het karakter van de functie toch wel het dichtst bij V1 komt.
De tweede factor die we nu bepalen is het % Problem Solving. Voor hiërarchische posities volgt die uit de hiërarchie want elke hoger hiërarchische laag heeft tenminste 1 stap hogere Probleembehandeling. Voor niet-hiërarchische posities wordt deze bepaald door de aard en vrijheden in het werkproces. Stel dat dit erg lijkt op die van F2, dus 43%, dan zijn al 2 van de 3 factoren bepaald die we nodig hebben om de totaalscore te berekenen.
Als laatste stap gaat het erom óf K-H, dan wel AC vast te stellen. Dus bijvoorbeeld, of het 'volledige mandje aan kennis", dwz vakkennis, breedte/samenstellende kennis, en sociale vaardigheid (informeren, uitleggen of overtuigen) gelijk is aan die van F1 of aan die van F2. Stel dat we ervan overtuigd zijn dat F1-350 punten toch wel de beste keuze is, dan hebben we als eindresultaat:
f: 350 - 43% 152 - 175 - V1 = 677
Deze totaalscore laat zich vervolgens vertalen in een schaalindeling en in een salaris.
Het bijzondere van deze werkwijze is dat behalve de Hoofdkenmerken, géén van de onderliggende subkenmerken is besproken of zelfs maar gewaardeerd. Slechts de drie hoofdkenmerken zijn bepaald door ze te vergelijken met bekende functies waardoor de zwaarte van de functie vast komt te liggen.
Dit was de werkwijze die Edward Hay medio vorige eeuw voor ogen stond.
Als we op deze wijze kunnen werken kunnen grote aantallen functies snel ingedeeld worden. Meestal lukt het wel om het Korte Profiel, en het % PS snel vast te stellen, maar moet vervolgens toch meer in detail, óf KH, óf AC worden bepaald. Dat brengt ons bij de tweede aanpak.